Als hij op vrijdagochtend ziek blijkt te zijn, belt hij zijn broer op: "Zeg Jan, ik ben ziek. Maar vanavond komt dat doofstomme vrijgezellenclubje en dat zijn goeie vaste klanten. Dus ik kan het niet maken om het cafe gesloten te houden. Zou jij vanavond voor mij willen invallen?"
Zijn broer vindt het niet erg om in te vallen.
Hij gaat van tevoren nog even langs bij Kees om instructies te krijgen. "Het is helemaal niet moeilijk," zegt Kees, "Die jongens drinken de hele avond alleen maar bier en borrels.
Als ze één vinger opsteken, dan willen ze bier en als ze twee vingers opsteken dan willen ze een borrel. Dat is alles."
Die avond gooit Jan het cafe open en daar komt de doofstomme club.
Jan neemt de bestellingen op: bier, borrel, bier, bier, borrel... Alles gaat goed.
Maar plotseling beginnen de doofstommen allemaal met hun hoofden te draaien en met hun monden te happen.
Jan weet niet goed wat hij moet doen. Hij gooit 50 frikandellen in de frituur en serveert daarna broodjes frikandel uit.
De doofstommen beginnen te eten, drinken nog wat en even later beginnen ze weer met hun hoofden te draaien en met hun monden te happen.
Ten einde raad belt Jan zijn broer op: "Zeg Kees, in het begin ging het goed, maar nou beginnen ze steeds met hun hoofden te draaien en met hun monden te happen. Ik snap echt niet wat ze willen."
"Oh sorry," zegt Kees, "Dat ben ik vergeten te zeggen: dan zitten ze het clublied te zingen."